Geschiedenis van Korea

Geschiedenis van de Koreaanse krijgskunsten

De geschiedenis van de Koreaanse krijgskunsten, gevechtsporten is moeilijk exact te achterhalen. Dit is voornamelijk te wijten aan 2 redenen.

De 1ste reden is dat tijdens de bezetting van Korea door Japan van 1910 tot 1946 de meeste geschriften over dit onderwerp verdwenen en vernietigt zijn door de Japanners. De Japanners waren van mening dat Korea een deel van Japan moest worden. De Koreanen werden dus verplicht om de Japanse gevechtstijlen te beoefenen. Na 36 jaar overheersing bleef er niet veel meer over van de oorspronkelijke Koreaanse stijlen.

Een 2de reden is dat de Koreanen willen laten uitschijnen dat hun gevechtstijlen volledig authentiek zijn en al een lange geschiedenis hebben. Dat is eigenlijk voor niets nodig want de meeste gevechtsporten en stijlen die nu worden beoefend dateren van na de 2de wereldoorlog of toch zeker van begin 1900. Feit is dat er sprake is van vechtstijlen in het verleden van Korea, Subak, Ssirum en Taekyon. Subak was een echte krijgskunst die voornamelijk bestond uit handtechnieken. Ssirum is een vorm van worstelen. Taekyon een spel dat voornamelijk gebaseerd was op been technieken.

De geschiedenis is volgens de Koreanen als volgt. Ongeveer 50 voor Christus bestond Korea uit 3 koninkrijken, Koguryo (37v.C. – 668 n.C), Paekche (18 v.C. – 660 n.C.), Silla (57 v.C. – 936 n.C.).

Subak is de oudste vechtstijl die men kent. Men heeft muurtekeningen terug gevonden in de Koninklijke graftombe, Muyongchong, die dateert van de 4de eeuw na christus. De graftombe was gelegen in Koguryo.

De krijgers van Koguryo werden “sunbae” genoemd. Wat betekent: “een deugdzaam mens die nooit voor een gevecht terug deinst”. Ze leefde in groep, waren gestudeerd (geschiedenis en literatuur). Hun leven was gewijd aan de natie. In de 7de eeuw verenigde Silla de toen 3 koninkrijken. Het veroverde eerst Paekche in 660 en nadien Koguryo in 668.

In die periode was er sprake van de “Hwarang Do”(Hwa= bloem, Rang= jongeman). Dit was een vereniging van edele die te vergelijken waren met de ridders bij ons. Deze groep trainde zowel lichaam als geest en waren toegewijd aan hun natie. Ze hadden een erecode en trainde verschillende vormen van krijgskunst waaronder het subak.

De hwarang-do had het Boedisme als religie. Hun erecode was gebaseerd op de 5 principes van de Boeddhistische monnik Weonkwang:

Sagunichung: hou van je koning en je land

Sachinihyo: eerbied voor de ouders

Kyouisin: oprechtheid tegenover vrienden

Imjeonmutoi: bij oorlog, vecht tot het einde

Salsaengyutaek: dood niet zomaar, de krijgskunst enkel gebruiken voor het rechtvaardige

Er volgde een periode van vrede en de Hwarang-do veranderde van een militaire groepering naar een groepering waar de nadruk op culturele zaken lag, zoals poëzie en muziek.

Tijdens de Koryo-dynastie (918 – 1392) werd het subak verder ontwikkeld. Het werd getraind door de militaire. Zij beoefende het “obyong subak hui” dat niet als sport was bedoeld maar om de tegenstander echt te doden.

De Chosun-dynastie (1392-1910) was een periode van bloei en uitvindingen. Het Boedisme werd vervangen door het Confucianisme. Volgens het Confucianisme moest de hogere klasse zich meer bezighouden met literatuur en de krijgskunst was meer iets voor de lagere.

In 1790 werd er door koning Chongjo een handleiding voor ongewapend vechten geschreven, “Muyedobotongji”.

Later zou het subak verandert zijn naar het taekyon. Dit is wel raar want het subak bestond voornamelijk uit handtechnieken en het taekyon zijn voornamelijk voettechnieken. Op een schilderij van Yu Suk (1827 – 1873) vind men wedstrijden van zowel het ssirum als taekyon.

Op deze manier zou het ongewapend vechten in Korea volledig in Korea zelf ontwikkeld zijn. Persoonlijk ben ik van mening dat de naburige landen veel meer invloed op elkaar gehad moeten hebben.

In 5000 voor christus waren in China al de 1ste sporen van chi-gong oefeningen. Deze oefeningen diende toen voornamelijk om de gezondheid te verbeteren. De Indiërs hadden toen al vechttechnieken. Het samen brengen van deze 2 zaken zorgde voor de basis van een vechtsysteem waarbij men geen spierkracht maar energie (chi) gebruikt. Pas in de 13de eeuw kwam Chang San-Feng op het idee om acupunctuurpunten te testen in een gevecht. Het verhaal wil dat hij dit systeem zou getest hebben op gevangenen. Hij was verbaasd dat er zoveel overleden… Chang San-Feng zijn stijl werd H'ao Ch'uan (los boxen) genoemd. Dit werd later het tai chi chuan. Omdat dit systeem zo efficiënt was en dus verondersteld werd niet geschikt voor iedereen te zijn, gingen de meesters hun technieken verbergen in vormen (poomsee, taeguk, kata). Slechts de bevoorrechte leerlingen werden de ware betekenis van de technieken uitgelegd. Het gebruik van chi en accupunctuurpunten is terug te vinden in de oude Chinese stijlen, taichi, shaolin boxing, wing tsun, enz. . Het zijn losse soepele stijlen. Van de oude meesters werd gezegd dat ze vochten als lappen poppen. Chinese meesters zijn dan terecht gekomen in Okinawa en hebben daar de basis gelegd voor het okinawa-té. Het okinawa-té was ook een losse soepele manier van vechten.

Volgens de Koreanen zou het okinawa-té ook beïnvloed zijn door het subak. Volgens hen zouden er ook Koreaanse meesters op Okinawa terechte gekomen zijn en hun invloed hebben gehad op deze vechtstijl. Veel bewijs kunnen ze hier echter niet van leveren maar het zou natuurlijk kunnen.

Gichin Funakoshi (10/11/1868 – 26/04/1957) introduceerde het karate op het Japanse vaste land. Hij was zelf getraind in Okinawa-té. Hem werd gevraagd om het Japanse leger te trainen. Dit was niet zo simpel omdat voordien steeds in kleine groepen getraind werd. Hij zag op zekere dag het Amerikaanse leger zijn dril doen en besloot dat dit de methode was om het karate aan grote groepen te geven. Door het uitvoeren van de technieken op tel ging het vloeiende van de stijl verloren en het typische hoekige bewegen van het karate was het gevolg. Ik heb het zelfde gezien met mensen hier in België die het hankido op tel gingen inoefenen. Onmiddellijk kreeg je ook de gekapte bewegingen en het vloeien, in het hankido zo belangrijk, ging verloren. Mij is ook verteld dat Funakoshi niet op de hoogte was van de verborgen zelfverdediging in de vormen. In ieder geval zullen ze het niet aan de Japanners verteld hebben omdat deze in principe de vijand waren. In 1910 werd de shotakan, de karate van Funakoshi, in Korea geïntroduceerd. De Koreanen werden verplicht om de Japanse stijlen te trainen en het subak en taekyon werd verboden.

Na 36 jaar overheersing zal er niet veel meer overgebleven zijn van de oorspronkelijke Koreaanse stijlen. Na de bevrijding wilde de Koreanen uiteraard snel terug hun eigen identiteit en dit ook in de gevechtkunst. Taekwondo is duidelijk uit het shotakan afgeleid. De Koreanen hebben er echter hun eigen identiteit aan gegeven door de uitgebreide en spectaculaire traptechnieken. Er is geen volk dat kan trappen zoals de Koreanen. Ik denk dat dit meer te maken heeft met hun genetische aanleg gegroeid uit hun manier van zitten dan uit de invloed van het taekyon. De Japanners zitten traditioneel op de knieën, de Koreanen in kleermakerszit. Het constant zitten in kleermakers zit zorgt voor een erg soepel bekken, nodig om de traptechnieken van het taekwondo en hapkido uit te voeren. Na de 2de wereldoorlog (1944 – 1947) ontstonden er 5 kwans (=scholen) die de basis voor het taekwondo vormde: 1. Chung do kwan (Lee Won Kuk), 2. Moo duk kwan (Hwang ki), 3. Yun moo kwan (Chon Sang Sop), 4. Kwonboptojang (Yun Pyong In), 5. Song Moo Kwan (No Pyong Chik). Elke school gebruikte een andere benaming voor wat ze beoefende: Dangsudo, gongsudo, kwonbeop, taekkyon, subak, enz. . Ondanks de verschillende namen verschilde de stijlen niet heel veel. In 1955 werd voor het eerst de benaming taekwondo gebruikt door Generaal Choi Hong Hi. De benaming kwam van taekyon + do (=manier van leven) en van 1965 gebruikte alle scholen de naam taekwondo.

Volgende federaties volgende elkaar op:

Korea Gongsudo Association gedurende de oorlog (c. 1951)

Korea Dangsudo Association (c. 1955)

Korea Taekwondo Association (1959)

Korea Taesudo Association (1961)

Korea Taekwondo Association (1965)

Een reisje naar Noord-Korea in 1966 werd Generaal Choi Hong Hi niet met dank afgenomen in het Zuiden en hij trad af als president van de KTA. Hij richtte dat zelfde jaar de Internationale taekwondo federatie (ITF) op. In januari 1971 werd Uy Kim de 7de president van de KTA. Op 7 augustus 1978 verenigde de 10 halls zich in de KTA waarvan Uy Kim het hoofd was. Later werd de KTA de WTF.

De WTF en ITF bestaan nog steeds. Zij lopen alle 2 verschillende vormen en ook de manier van sparring is anders. De ITF doet semicontact en stoten op het gezicht zijn toegelaten. De WTF doet full-contact en enkel trappen op het gezicht zijn toegelaten. Bij WTF ligt de nadruk dus nog meer op traptechnieken.

Het verhaal van de hapkido is onduidelijker. Zijn roots liggen duidelijk in Daito Ryu Aiki Jujutsu. Ook de voorloper van aikido. Het karakter hapkido wordt door een japanner ook als aikido gelezen. Algemeen wordt aangenomen dat Choi Yong Sool (20/06/1904 – 1986) de vader is van het hapkido.

Choi Yong Sool was al vroeg wees en werd door de Japanse zakenman, snoephandelaar Morimoto mee naar Japan genomen. Deze wilde hem adopteren als een zoon maar Choi Yong Sool kon niet met hem opschieten en vluchte weg. Hij vluchtte van Moji naar osaka. Uiteindelijk werd hij op 9 jarige leeftijd door de politie naar een boeddhistisch klooster in Kyoto gebracht waar hij werd opgenomen door een monnik, Wadanabi Kintaro. Na 2 jaar vroeg deze monnik aan Choi Yong Sool wat hem inspireerde. Deze antwoordde de tekeningen van de vechtende monniken op de muren. Wadanabi was bevriend met Takeda Sogaku, grootmeester in Dayto Ryo Aiki Jujutsu. Takeda Sogaku nam deel aan gevechten op leven en dood voor geld en was befaamd in Japan. Choi Yong Sool kreeg een Japanse naam, Yoshida Asao, om zijn Koreaanse achtergrond te verbergen. Hij studeerde voor meer dan 30 jaar onder Takeda Sogaku.

Na het overlijden van Takeda Sogaku keert Choi Yong Sool terug naar Korea. Daar zou hij zich verdiept hebben in de oude Koreaanse stijlen om deze te combineren met wat hij al kende. Op zeker dag zag Suh Bok Sup Choi Yong Sool zich verdedigen tegen 3 rovers. Suh Bok Sup, zelf een zwarte band judo, was onder de indruk van Choi Yong Sool. Choi Yong Sool kreeg eten en werk van hem in ruil voor lessen. Choi Yong Sool werkte zich op tot hoofd beveiliging en begon overal les te geven. Na verschillende namen voor zijn stijl werd het uiteindelijk hapkido in 1958.

Er bestaan nu veel verschillende stijlen van hapkido. De stijl die wij volgen is deze van Kooksanim Myung Jae Nam (1938 - 1999) vertegenwoordigd door de “Internationale Hapkido Federatie” (IHF). Kooksanim Myung Jae Nam is de grondlegger van het “hankido”. Het principe is “beter 1 techniek kennen en in alle omstandigheden kunnen gebruiken, dan 1000 technieken, elk voor een andere situatie”. Het hankido is gebaseerd op 12 basistechnieken die men in alle situaties gaat toepassen. Op deze manier komt men tot een oneindig aantal technieken.

In aanvulling van het hankido ontwierp Kooksanim Myung Jae Nam het hankumdo (zwaardvechten). Bij IHF traint men dus 3 onderdelen die elkaar aanvullen. Het traditionele hapkido, het hankido en het hankumdo. Het geheel is een superieure krijgskunst in al zijn facetten.

Na het overlijden van Kooksanim Muyng Jae Nam zet zijn zoon Kwanjanim Myung Sung Kwang zijn werk verder. Ik heb het voorrecht gehad om persoonlijk les te krijgen van Kooksanim Muyng Jae Nam. Na zijn overlijden ben ik geaccepteerd om les te krijgen van Kwanjanim Myung Sung Kwan. Vele mensen zullen u vertellen dat ze u hankido leren maar er zijn maar zeer weinig erkende lesgevers in Europa. Om hankido te kunnen gebruiken is het noodzakelijk om de ware filosofie achter de technieken te begrijpen. Hoedt u dus voor namaak en vraag naar de nodige erkenningsdocumenten van de lesgever! Die moeten ondertekend zijn door Kooksanim Myung Jae Nam zelf of door zijn zoon Kwanjanim Myung Sung Kwang. Best is om ook eens navraag te doen bij het hoofdkwartier van IHF of bij DAEHAN geleid door Kwanjanim Jan Meybosch (vertegenwoordiger van IHF voor Benelux) of je trainer een erkend instructeur is. (zie Links)